Een lening na overlijden van geldgever kwijtgescholden. Of toch niet?


Het komt met regelmaat voor, dat iemand geld leent bij bijvoorbeeld een familielid of een vriend. Zeker als de uitlener een ouder of grootouder is, wil die nog wel eens bij leven besluiten, dat het verschuldigde bedrag wordt omgezet in een schenking c.q. wordt kwijtgescholden als de uitlener overlijdt. Een dergelijke kwijtscheldingsovereenkomst wordt ook wel aangeduid als een “schenking terzake des doods”.

Maar voordat de uitlener er vanuit kan gaan, dat na het overlijden de lening wordt omgezet in een schenking en dus wordt kwijtgescholden: check of aan alle wettelijke vereisten is voldaan.

Artikel 7:177 Burgerlijk Wetboek bepaalt in lid 1:

Voor zover een schenking de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker zal worden uitgevoerd, en zij niet reeds tijdens het leven van de schenker is uitgevoerd, vervalt zij met het overlijden van de schenker, tenzij de schenking door de schenker persoonlijk is aangegaan en van de schenking een notariële akte is opgemaakt. Voor zover de schenking betrekking heeft op kleren, lijfstoebehoren, bepaalde lijfsieraden, bepaalde tot de inboedel behorende zaken en bepaalde boeken, kan worden volstaan met een door de schenker geheel met de hand geschreven, gedagtekende en ondertekende onderhandse akte.

Kort gezegd: de wet vereist dat de schenking door de uitlener persoonlijk is aangegaan én in een notariële akte is opgemaakt.

Een handgeschreven verklaring is dan ook niet voldoende.

Dus bent u voornemens na uw overlijden een schenking te doen door een lening (al dan niet gedeeltelijk) kwijt te schelden, wees dan bedacht op de eis van de notariële akte. En voor de geldlener geldt: enkel een onderhandse verklaring dat de geldlening na overlijden wordt kwijtgescholden door omzetting in een schenking, is onvoldoende. Navraag hierover bij de uitlener kan teleurstelling na diens overlijden voorkomen.

Kunnen wij u
ergens mee helpen?