Huurwoning en einde samenleving
Wie heeft er recht op de huurwoning als twee samenlevers besluiten uit elkaar te gaan? Kan de één de rechter vragen om in de huurwoning te mogen blijven en zijn/haar partner dus de deur te wijzen, ook als die samenlevende partner het huurcontract heeft afgesloten? En moet de verhuurder een toewijzing door de rechter tegen zich laten gelden?
Om te beginnen: de wet geeft de mogelijkheid om bijvoorbeeld de persoon die zijn intrek neemt in de huurwoning van zijn geliefde, medehuurder te laten worden. De echtgenoot of geregistreerde partner van een huurder is van rechtswege, automatisch dus, medehuurder, zolang hij of zij in de gehuurde woonruimte zijn hoofdverblijf heeft (art. 7:266 BW). De niet gehuwde of niet geregistreerde partner moet daarvoor iets doen, namelijk de verhuurder verzoeken hem of haar als medehuurder te accepteren. Als de verhuurder daarmee niet instemt, kunnen de huurder en degene die met de huurder samenleeft de rechter verzoeken te bepalen dat de samenlever medehuurder wordt.
Als de relatie eindigt, rijst de vraag wie het 'huurrecht' behoudt en wie van de samenwoners de huurwoning moet verlaten. Het beste is uiteraard dat partijen daarover samen afspraken maken. Als dat niet lukt, geeft de wet ook voor die situatie een regeling (art. 7:267 lid 7 BW): de één kan vorderen dat de rechter bepaalt dat de ander de huur met ingang van een bepaald tijdstip niet langer zal voortzetten. Die vordering kan ook worden ingesteld door degene die later medehuurder is geworden tegen de oorspronkelijke huurder. De rechter kan een vordering alleen dan toewijzen als dat "naar billijkheid geboden" is en moet alle omstandigheden afwegen. Een vaak zeer lastige opgave.
In een uitspraak van eind 2021 heeft de Hoge Raad bevestigd dat de verhuurder, die geen partij is in de zojuist bedoelde procedure en die niet in de belangenafweging wordt betrokken, gebonden is aan de beslissing van de rechter over beëindiging van het huurrecht van de samenlevende medehuurder. In diezelfde uitspraak heeft de Hoge Raad ook de vraag beantwoord hoe het zit als twee of meer personen gezamenlijk een huurovereenkomst met de verhuurder sluiten en zij dus allen partij zijn bij de huurovereenkomst. Die situatie is niet in de eerder genoemde wetsartikelen geregeld; daarin gaat het namelijk over de echtgenoot of geregistreerd partner of de samenlever die medehuurder wordt van de woning die door de ander is gehuurd. Maar ook bij gezamenlijke huur, zo oordeelt de Hoge Raad, kan de rechter met (overeenkomstige) toepassing van art. 7:267 lid 7 BW een beslissing nemen en eindigt de huurovereenkomst ten aanzien van de vertrekkende huurder(s) op de door de rechter bepaalde dag en wordt de huurovereenkomst ten aanzien van de achterblijvende huurder(s) voortgezet. Ook die beslissing werkt tegenover de verhuurder, zelfs als de huurovereenkomst een eigen regeling bevat over voortzetting van de huur door een of meer van de huurders.
Heeft u vragen over uw rechten als samenlevers of over de gevolgen van de beëindiging van uw samenleving en toewijzing van een huurrecht, neem gerust contact met ons kantoor op.